Vertaling van varen

Inhoud:

Nederlands
Engels
varen {ww.}
to navigate 

wij varen
jullie varen
zij varen

we navigate
you navigate
they navigate
» meer vervoegingen van to navigate

varen [v] {zn.}
fern
varen {ww.}
to crew
varen {ww.}
to sail
gaan, karren, rijden, varen {ww.}
to go 
to drive 
to ride 
to travel 

wij varen
jullie varen
zij varen

we go
you go
they go
» meer vervoegingen van to go

Ik wil niet rijden.
I don't want to drive.
Laten we naar het meer rijden.
Let's drive to the lake.
varen {ww.}
to sail
varen [m] (de ~) {zn.}
fern


Gerelateerd aan varen

gaan - karren - rijdenwerken - voortbewegen - plant