Vertaling van verdeeld

Inhoud:

Nederlands
Engels
verdeeld {bn.}
irregular
maverick
unorthodox
verdeeld, onenig {bn.}
divided
divided up
shared
shared out
afbreken, delen, splitsen, opsplitsen, verdelen {ww.}
to share 
to separate 
to divide 

ik heb verdeeld
jij hebt verdeeld
hij/zij/het heeft verdeeld

I have shared
you have shared
he/she/it has shared
» meer vervoegingen van to share

Tom houdt er niet van om te delen.
Tom doesn't like to share.
Je moet je werk met anderen delen.
You must share your work with others.
distribueren, rondbrengen, verdelen {ww.}
to allocate
to apportion
to distribute 

ik heb verdeeld
jij hebt verdeeld
hij/zij/het heeft verdeeld

I have allocated
you have allocated
he/she/it has allocated
» meer vervoegingen van to allocate

ronddelen, rondgeven, uitdelen, uitreiken, verdelen {ww.}
to deal 
to allocate
to give out
to administer
to distribute 

ik heb verdeeld
jij hebt verdeeld
hij/zij/het heeft verdeeld

I have dealt
you have dealt
he/she/it has dealt
» meer vervoegingen van to deal

Ik zal er aan elk drie uitdelen.
I'll deal out three to each.
distribueren, verdelen {ww.}
to apportion
to distribute 

ik heb verdeeld
jij hebt verdeeld
hij/zij/het heeft verdeeld

I have apportioned
you have apportioned
he/she/it has apportioned
» meer vervoegingen van to apportion

verdelen {ww.}
to split up
to split
to separate
to divide
to dissever
to carve up

ik heb verdeeld
jij hebt verdeeld
hij/zij/het heeft verdeeld

I have split
you have split
he/she/it has split
» meer vervoegingen van to split

verdelen {ww.}
to spread
to spread out
to scatter

ik heb verdeeld
jij hebt verdeeld
hij/zij/het heeft verdeeld

I have spread
you have spread
he/she/it has spread
» meer vervoegingen van to spread

uiteengaan, verdelen, splitsen, scheiden {ww.}
to spread out
to fan out
to spread
to diffuse

ik heb verdeeld
jij hebt verdeeld
hij/zij/het heeft verdeeld

I have spread
you have spread
he/she/it has spread
» meer vervoegingen van to spread

verdelen, distribueren, delen {ww.}
to share
to portion out
to deal
to divvy up
to apportion

ik heb verdeeld
jij hebt verdeeld
hij/zij/het heeft verdeeld

I have shared
you have shared
he/she/it has shared
» meer vervoegingen van to share

Ik wil mijn kamer niet met Tom delen.
I don't want to share my room with Tom.