Vertaling van verliezen

Inhoud:

Nederlands
Engels
verliezen {ww.}
to lose 
to forfeit

wij verliezen
jullie verliezen
zij verliezen

we lose
you lose
they lose
» meer vervoegingen van to lose

Je kan niet verliezen.
You cannot lose.
Ik heb niets te verliezen.
I've got nothing to lose.
verliezen, absorberen, in beslag nemen, opslorpen {ww.}
to occupy
to engage
to engross
to preoccupy 
to absorb 

wij verliezen
jullie verliezen
zij verliezen

we occupy
you occupy
they occupy
» meer vervoegingen van to occupy

verliezen, verslagen worden {ww.}
to be beaten
to be defeated
to lose 
to succumb

wij verliezen
jullie verliezen
zij verliezen

we lose
you lose
they lose
» meer vervoegingen van to lose

verliezen {ww.}
to lose
to turn a loss

wij verliezen
jullie verliezen
zij verliezen

we lose
you lose
they lose
» meer vervoegingen van to lose

Ik heb niets te verliezen.
I have nothing to lose.
Probeer gewicht te verliezen door te joggen.
Try to lose weight by jogging.
verliezen, kwijtraken, inschieten {ww.}
to lose

wij verliezen
jullie verliezen
zij verliezen

we lose
you lose
they lose
» meer vervoegingen van to lose

Ik wil mijn ideeën niet kwijtraken, zelfs als sommige ervan een beetje extreem zijn.
I don't want to lose my ideas, even though some of them are a bit extreme.
verliezen {ww.}
to lose

wij verliezen
jullie verliezen
zij verliezen

we lose
you lose
they lose
» meer vervoegingen van to lose

Je hebt weinig te winnen en veel te verliezen.
You have little to gain and much to lose.
kwijtraken, opgeven, verbeuren, verliezen, verspelen {ww.}
to lose 

wij verliezen
jullie verliezen
zij verliezen

we lose
you lose
they lose
» meer vervoegingen van to lose

verlies (mv. verliezen) {zn.}
loss 
vermissing [v], schadepost, verlies (mv. verliezen) {zn.}
loss 
toll
write-off
wastage
deficit [o], schade [v], nadeel, strop, verlies (mv. verliezen) {zn.}
loss 
aderlating [v], verlies (mv. verliezen) {zn.}
loss 
verbeuzelen, verklungelen, verliezen, verluieren, verlummelen, vertreuzelen, verknoeien, verdoen {ww.}
to frivol away
to shoot
to fritter away
to fritter
to fool away
to fool
to dissipate

wij verliezen
jullie verliezen
zij verliezen

we shoot
you shoot
they shoot
» meer vervoegingen van to shoot

vergaan, verliezen {ww.}
to terminate
to stop
to end
to finish
to cease

wij verliezen
jullie verliezen
zij verliezen

we terminate
you terminate
they terminate
» meer vervoegingen van to terminate

schade [m] (de ~), leed, nadeel, verlies [o] (het ~) {zn.}
detriment
hurt
verlies [o] (het ~), derving [v] (de ~), gemis [o] (het ~) {zn.}
loss
verlies (mv. verliezen) [o] (het ~) {zn.}
loss


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Je kan niet verliezen.

You cannot lose.

Je gezondheid verliezen is erger dan geld te verliezen.

Losing one's health is worse than losing money.

Ik heb niets te verliezen.

I have nothing to lose.

Ik heb niets te verliezen.

I've got nothing to lose.

Probeer gewicht te verliezen door te joggen.

Try to lose weight by jogging.

Het is absurd het studentenleven te verliezen aan nietsdoen.

It is absurd to idle away the student life.

Ik wil niet het risico lopen het te verliezen.

I don't want to risk losing it.

Je hebt weinig te winnen en veel te verliezen.

You have little to gain and much to lose.

Ze probeerde op dieet te gaan om vijf kilogram te verliezen.

She tried to go on a diet and lose five kilograms.

Hij die vecht, kan verliezen, maar hij die dat niet doet, heeft al verloren.

He who fights can lose, but he who doesn't already lost.

"En trouwens," haastte Dima zich toe te voegen, terwijl hij zijn rekenmachientje tevoorschijn haalde en 0,99 deelde door 3.000.000, alvorens het te vermenigvuldigen met 100, "u realiseert zich toch wel dat u maar 0,0033% zou verliezen, hè?"

"And besides," Dima made sure to add, taking out his calculator and dividing 0.99 by 3,000,000, before multiplying by 100. "You do realize that you would only lose 0.0033%, right?"