Vertaling van geluk

Inhoud:

Nederlands
Spaans
bof [m], buitenkansje [o], veine [v], geluk, mazzel, tref, zwijn, zwijntje [o], buitenkans, gelukje, meevaller {zn.}
ganga [v] (la ~)
provecho inesperado
bloei [m], welvarendheid [v], geluk, voorspoed, welstand, welvaart, prosperiteit {zn.}
prosperidad [v] (la ~)
Je moet begrijpen dat welvaart niet eeuwig duurt.
Debes darte cuenta de que la prosperidad no dura para siempre.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Wat is geluk?

¿Qué es la felicidad?

Maar hij heeft geluk gehad.

Pero él tuvo suerte.

Het geluk staat de dapperen bij.

La fortuna sonríe a los valientes.

Gezondheid is onmisbaar voor het geluk.

La salud es indispensable para la felicidad.

Ik wens u veel geluk op het examen.

Le deseo buena suerte en el examen.

Hij heeft geluk zo'n goede vrouw te hebben.

Él es afortunado por tener tan buena esposa.

Hij had geluk en was op tijd voor de trein.

Con suerte, él llegó a tiempo para tomar el tren.

Beminnen en bemind worden is het grootste geluk.

Amar y ser amado es la felicidad más grande.

Alles waar je goed in bent draagt bij aan geluk.

Cualquier cosa en la que eres bueno contribuye a la felicidad.

Hij had het geluk een baan te vinden.

Él tuvo la suerte de encontrar trabajo.

Ik heb geluk gehad dat ik er in geslaagd ben een goede babysit te vinden.

He tenido suerte de encontrar una buena canguro.