Vertaling van heer

Inhoud:

Nederlands
Spaans
heer [m], heerschap [o], meneer [o], mijnheer [o] {zn.}
señor [m] (el ~)
caballero [m] (el ~)
Dank u, meneer.
Gracias, señor.
U mag nu gaan, meneer.
Puede irse ahora, señor.
heer {zn.}
rey [m] (el ~)
heerschaar [v], leger [o], legermacht [v], troepenmacht [v], armee [v], heer [o] {zn.}
ejército [m] (el ~)
Ik ben in het leger ingetreden.
Me uní al ejército.
Het leger gebruikt burgers als menselijk schild.
El ejército usa civiles como escudo humano.
baas [m], meester [m], heer, patroon {zn.}
amo [m] (el ~)
patrón [m] (el ~)
dueño [m] (el ~)
Een verstandige vogel kiest zijn boom. Een wijze dienaar kiest zijn meester.
Un pájaro prudente escoge su árbol. Un sirviente sabio escoge a su amo.
gentleman [m], heer [m] {zn.}
gentilhombre


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Glimlachend begroette ze de heer Kato.

Ella saludó a Mr. Kato con una sonrisa.

De heer…/ Mevrouw… / Juffrouw

Señor, señora, señorita...

Hij is een heer. Hij kan zoiets niet gezegd hebben.

Él es un caballero. No puede haber dicho algo así.

Ik zoek de heer Smith

Estoy buscando al Sr. Smith


Gerelateerd aan heer

heerschap - meneer - mijnheer - heerschaar - leger - legermacht - troepenmacht - armee - baas - meester - patroon - gentleman