Vertaling van verkeerd
Inhoud:
Nederlands
Spaans
fout, foutief, onjuist, verkeerd {bn.}
malo
beroerd, kwaad, kwalijk, slecht, verkeerd {bn.}
malo
mal
mal
aangaan, aanbelangen, betreffen, verkeren, zich verhouden {ww.}
tener relación
relacionarse
relacionarse
kenteren, veranderen, verkeren {ww.}
combiar
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Deze zin is niet verkeerd.
Esta frase no está incorrecta.
Haar naam was verkeerd gespeld.
Deletrearon mal su nombre.
Is dat verkeerd?
¿Eso está mal?