Vertaling van kwaad
enojado
mal
calumniar
ik spreek kwaad
jij spreekt kwaad
hij/zij/het spreekt kwaad
yo infamo
tú infamas
él/ella infama
» meer vervoegingen van infamar
murmurar
ik spreek kwaad
jij spreekt kwaad
hij/zij/het spreekt kwaad
yo chismeo
tú chismeas
él/ella chismea
» meer vervoegingen van chismear
Voorbeelden in zinsverband
Zij werd kwaad.
Ella se enojó.
Hij werd kwaad.
Él se enfadó.
Ben je kwaad?
¿Estás loca?
Mijn oom is kwaad.
Mi tío está enfadado.
Wat maakte haar zo kwaad?
¿Qué la hizo enfadarse tanto?
Spreek niet kwaad van anderen.
No hables mal de otros.
Uw broer is erg kwaad.
Tu hermano está muy enojado.
Hij was te kwaad om te spreken.
Él estaba demasiado enojado para hablar.
Geld is de wortel van alle kwaad.
El dinero es la raíz de todos los males.
Hij zou geen vlieg kwaad doen.
Él no lastimaría ni a una mosca.
Ik denk dat hij kwaad is.
Creo que está enfadado.
Hij heeft de neiging kwaad te worden.
Él tiene la tendencia a enfadarse.
Hij was kwaad op mij omdat ik het had uitgemaakt.
Estaba enfadado conmigo porque rompí con él.
Hij is erg aardig. Hij spreekt nooit kwaad over anderen.
Él es muy copado. Nunca habla mal de nadie.
Nooit zag ik dergelijk kwaad in één enkel hart!
¡Nunca vi semejante maldad en un solo corazón!