Vertaling van bel

Inhoud:

Nederlands
Frans
bel [v], klok [v] {zn.}
sonnette  [v] (la ~)
cloche  [v] (la ~)
bel [v], schel {zn.}
timbre  [m] (le ~)
timbre avertisseur
sirène  [v] (la ~)
bel [v], rinkelbel [v], schel [v] {zn.}
sonnette  [v] (la ~)
bel [m] (de ~), luchtbel {zn.}
bulle d'air [v] (la ~)
telefoneren, bellen {ww.}
téléphoner 

ik bel

je téléphone
» meer vervoegingen van téléphoner

bellen, aanbellen, luiden, schellen {ww.}
sonner 
sonner à la porte 

ik bel

je sonne
» meer vervoegingen van sonner



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Bel me morgen.

Appelle-moi demain.

Ik bel je later terug.

Je te rappelle plus tard.

Ik bel je later vandaag.

Je vous appellerai plus tard dans la journée.

Ik bel om 4 uur terug.

Je vais rappeler à 4 heures.

In geval van brand, bel 119.

En cas d'incendie, composez le 119.

Ik bel je binnen een week.

Je vous rappelle dans la semaine.

Bel een dokter!

Appelez un médecin!

Bel een ziekenwagen!

Appelez l'ambulance!

Ik bel je van zodra ik in de luchthaven ben.

J'appellerai dès que je serai à l'aéroport.

Als ik ze bel, neemt er niemand op.

Quand je leur téléphone, personne ne répond.

Ik bel ze morgen, als ik weer terug ben.

Je les appellerai demain quand je reviendrai.


Gerelateerd aan bel

klok - schel - rinkelbel - luchtbel - telefoneren - bellen - aanbellen - luiden - schellen