Vertaling van hinder

Inhoud:

Nederlands
Frans
benardheid [v], penarie [v], verlegenheid [v], hinder, knelpunt {zn.}
embarras  [m] (l' ~)
hindernis [v], gemaal, gezeur, hinder, hinderpaal {zn.}
inconvénient  [m] (l' ~)
belemmeren, hinderen, storen, verstoren {ww.}
déranger 
gêner 

ik hinder

je dérange
» meer vervoegingen van déranger

Niet storen.
Ne pas déranger.
Mag ik je een moment storen?
Puis-je te déranger un moment ?