Vertaling van kerel

Inhoud:

Nederlands

Frans

kerel, knul, persoon, snuiter, sujet, vent {zn.}

individu [m] (l' ~)

lammeling [m], kerel, lamstraal, stinkerd, vuilik {zn.}

salaud [m] (le ~)

man [m], manspersoon [m], vent [m], kerel, manmens, gozer, gast {zn.}

homme [m] (le ~)
mâle [m] (le ~)

Hij is al een man.

C'est déjà un homme.

Een man moet eerlijk zijn.

Un homme doit être honnête.

Nederlands

Frans

Hij is van nature een aardige kerel.

Il est naturellement un gentil garçon.

"Bedankt dat ik op je Xbox mag spelen." "Geen probleem kerel, leef je uit."

«Merci beaucoup de me laisser jouer avec ta Xbox.» «Aucun problème, mec, défonce-toi.»