Vertaling van vehikel

Inhoud:

Nederlands
Frans
rijtuig, vehikel, voertuig, wagen {zn.}
voiture  [v] (la ~)
bagnole  [v] (la ~)
véhicle [m] (le ~)
Hij heeft een buitenlandse wagen.
Il a une voiture étrangère.
Mijn vader en meneer Kimura hebben dezelfde wagen.
Mon père a la même voiture que Monsieur Kimura.


Gerelateerd aan vehikel

rijtuig - voertuig - wagen