Vertaling van wagen

Inhoud:

Nederlands
Frans
wagen, zich vermetelen {ww.}
oser 
aventurer 

wij wagen
jullie wagen
zij wagen

nous osons
vous osez
ils/elles osent
» meer vervoegingen van oser

kans lopen, op het spel zetten, risico lopen, riskeren, wagen {ww.}
risquer 
aventurer 
oser 

wij wagen
jullie wagen
zij wagen

nous risquons
vous risquez
ils/elles risquent
» meer vervoegingen van risquer

bestaan, durven, wagen {ww.}
oser 

wij wagen
jullie wagen
zij wagen

nous osons
vous osez
ils/elles osent
» meer vervoegingen van oser

rijtuig, vehikel, voertuig, wagen {zn.}
voiture  [v] (la ~)
bagnole  [v] (la ~)
véhicle [m] (le ~)
Hij heeft een buitenlandse wagen.
Il a une voiture étrangère.
Mijn vader en meneer Kimura hebben dezelfde wagen.
Mon père a la même voiture que Monsieur Kimura.
karretje [o], kar, handkar, wagen {zn.}
chariot  [m] (le ~)
charrette  [v] (la ~)
char  [m] (le ~)


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Frans

Hij heeft een buitenlandse wagen.

Il a une voiture étrangère.

Mijn vader en meneer Kimura hebben dezelfde wagen.

Mon père a la même voiture que Monsieur Kimura.

Men moet het paard niet achter de wagen spannen.

Ne mettez pas la charrue avant les boeux.

Jij bent het derde wiel aan de wagen.

Tu es la cinquième roue du carrosse.

Vertel me alstublieft waar ik mijn wagen moet parkeren.

Merci de me dire où je dois garer ma voiture.