Vertaling van beantwoorden

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
beantwoorden, vergelden, terugdoen {ww.}
beantwoorden
vergelden
terugdoen {ww.}

ik beantwoord
jij beantwoordt
hij/zij/het beantwoordt

ik beantwoord
jij beantwoordt
hij/zij/het beantwoordt
» meer vervoegingen van beantwoorden

Kan je dit beantwoorden?
Kan je dit beantwoorden?
Moet ik alle vragen beantwoorden?
Moet ik alle vragen beantwoorden?
beantwoorden, antwoorden, verantwoorden, antwoorden op {ww.}
beantwoorden
antwoorden
verantwoorden
antwoorden op {ww.}

ik antwoord
jij antwoordt
hij/zij/het antwoordt

ik beantwoord
jij beantwoordt
hij/zij/het beantwoordt
» meer vervoegingen van beantwoorden

Kan iemand anders antwoorden?
Kan iemand anders antwoorden?
Ik kon alle vragen beantwoorden.
Ik kon alle vragen beantwoorden.
beantwoorden {ww.}
beantwoorden {ww.}

ik beantwoord
jij beantwoordt
hij/zij/het beantwoordt

ik beantwoord
jij beantwoordt
hij/zij/het beantwoordt
» meer vervoegingen van beantwoorden

Bob kan alle vragen beantwoorden.
Bob kan alle vragen beantwoorden.
Je hoeft die vragen niet te beantwoorden.
Je hoeft die vragen niet te beantwoorden.
beantwoorden, voldoen, vervullen {ww.}
beantwoorden
voldoen
vervullen {ww.}

ik beantwoord
jij beantwoordt
hij/zij/het beantwoordt

ik beantwoord
jij beantwoordt
hij/zij/het beantwoordt
» meer vervoegingen van beantwoorden

beantwoorden {ww.}
beantwoorden {ww.}

ik beantwoord
jij beantwoordt
hij/zij/het beantwoordt

ik beantwoord
jij beantwoordt
hij/zij/het beantwoordt
» meer vervoegingen van beantwoorden



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Kan je dit beantwoorden?

Kan je dit beantwoorden?

Moet ik alle vragen beantwoorden?

Moet ik alle vragen beantwoorden?

Ik kon alle vragen beantwoorden.

Ik kon alle vragen beantwoorden.

Bob kan alle vragen beantwoorden.

Bob kan alle vragen beantwoorden.

Je hoeft die vragen niet te beantwoorden.

Je hoeft die vragen niet te beantwoorden.

Hij kan hun vragen niet beantwoorden.

Hij kan hun vragen niet beantwoorden.

Hij kan hun vragen niet beantwoorden.

Hij kan hun vragen niet beantwoorden.

Tom kon niet al Mary's vragen beantwoorden.

Tom kon niet al Mary's vragen beantwoorden.

Ik wist niet hoe ik zijn vraag moest beantwoorden.

Ik wist niet hoe ik zijn vraag moest beantwoorden.


Gerelateerd aan beantwoorden

vergelden - terugdoen - antwoorden - verantwoorden - antwoorden op - voldoen - vervullenreageren - verwezenlijken