Vertaling van antwoorden
antwoord geven {ww.}
ik antwoord
jij antwoordt
hij/zij/het antwoordt
ik antwoord
jij antwoordt
hij/zij/het antwoordt
» meer vervoegingen van antwoorden
reageren {ww.}
ik antwoord
jij antwoordt
hij/zij/het antwoordt
ik antwoord
jij antwoordt
hij/zij/het antwoordt
» meer vervoegingen van antwoorden
responderen
terugzeggen
repliceren {ww.}
ik antwoord
jij antwoordt
hij/zij/het antwoordt
ik antwoord
jij antwoordt
hij/zij/het antwoordt
» meer vervoegingen van antwoorden
antwoorden
verantwoorden
antwoorden op {ww.}
ik antwoord
jij antwoordt
hij/zij/het antwoordt
ik beantwoord
jij beantwoordt
hij/zij/het beantwoordt
» meer vervoegingen van beantwoorden
weerwoord
wederwoord
bescheid {zn.}
beantwoording {zn.}
raad
oplossing {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Kan iemand anders antwoorden?
Kan iemand anders antwoorden?
Ze kon altijd op alle vragen antwoorden.
Ze kon altijd op alle vragen antwoorden.
Ik zal binnen drie dagen antwoorden.
Ik zal binnen drie dagen antwoorden.
De enige nuttige antwoorden zijn die antwoorden die nieuwe vragen oproepen.
De enige nuttige antwoorden zijn die antwoorden die nieuwe vragen oproepen.
Er zijn geen domme vragen, alleen domme antwoorden.
Er zijn geen domme vragen, alleen domme antwoorden.
Kan men een datum aanduiden, waarop een taal begon te leven? Men is geneigd te antwoorden: "Wat een vraag!" . En toch bestaat er zulk een datum: 26 juli, Esperantodag. Op die dag in 1887 verscheen in Warschau een brochure van Ludwik Lejzer Zamenhof over de "Internationale Taal".
Kan men een datum aanduiden, waarop een taal begon te leven? Men is geneigd te antwoorden: "Wat een vraag!" . En toch bestaat er zulk een datum: 26 juli, Esperantodag. Op die dag in 1887 verscheen in Warschau een brochure van Ludwik Lejzer Zamenhof over de "Internationale Taal".