Vertaling van repliceren
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
repliceren {ww.}
repliceren {ww.}
ik repliceer
jij repliceert
hij/zij/het repliceert
ik repliceer
jij repliceert
hij/zij/het repliceert
» meer vervoegingen van repliceren
antwoorden, responderen, terugzeggen, repliceren {ww.}
antwoorden
responderen
terugzeggen
repliceren {ww.}
responderen
terugzeggen
repliceren {ww.}
ik antwoord
jij antwoordt
hij/zij/het antwoordt
ik antwoord
jij antwoordt
hij/zij/het antwoordt
» meer vervoegingen van antwoorden
Kan iemand anders antwoorden?
Kan iemand anders antwoorden?
Ze kon altijd op alle vragen antwoorden.
Ze kon altijd op alle vragen antwoorden.