Vertaling van blijdschap

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
blijdschap [v] {zn.}
blijdschap [v] {zn.}
Ze huilde van blijdschap toen ze hoorde dat haar zoon de vliegtuigcrash had overleefd.
Ze huilde van blijdschap toen ze hoorde dat haar zoon de vliegtuigcrash had overleefd.
vreugde, blijdschap, opgewektheid {zn.}
vreugde
blijdschap
opgewektheid {zn.}
Visite brengt steeds vreugde aan; is 't niet bij het komen, dan bij het gaan.
Visite brengt steeds vreugde aan; is 't niet bij het komen, dan bij het gaan.
Ze barstte uit in tranen van vreugde toen ze het nieuws hoorde.
Ze barstte uit in tranen van vreugde toen ze het nieuws hoorde.
vreugde, blijdschap [v], verheuging [v], verheugenis [v], blijheid [v] {zn.}
vreugde
blijdschap [v]
verheuging [v]
verheugenis [v]
blijheid [v] {zn.}
vreugde [v] (de ~), blijdschap [v] (de ~), verheugenis, blijheid [v] (de ~) {zn.}
vreugde [v] (de ~)
blijdschap [v] (de ~)
verheugenis
blijheid [v] (de ~) {zn.}


Gerelateerd aan blijdschap

vreugde - opgewektheid - verheuging - verheugenis - blijheidgevoel