Vertaling van borrelen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
borrelen {ww.}
borrelen {ww.}

ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt

ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt
» meer vervoegingen van borrelen

borrelen {ww.}
borrelen {ww.}

ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt

ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt
» meer vervoegingen van borrelen

koken, zieden, op het kookpunt zijn, borrelen {ww.}
koken
zieden
op het kookpunt zijn
borrelen {ww.}

ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt

ik kook
jij kookt
hij/zij/het kookt
» meer vervoegingen van koken

Bob kan koken.
Bob kan koken.
Hij wil leren koken.
Hij wil leren koken.
borrelen {ww.}
borrelen {ww.}

ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt

ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt
» meer vervoegingen van borrelen

bubbelen, borrelen {ww.}
bubbelen
borrelen {ww.}

ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt

ik bubbel
jij bubbelt
hij/zij/het bubbelt
» meer vervoegingen van bubbelen



Gerelateerd aan borrelen

koken - zieden - op het kookpunt zijn - bubbelendrinken - bewegen