Vertaling van zieden
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
koken, zieden, op het kookpunt zijn, borrelen {ww.}
koken
zieden
op het kookpunt zijn
borrelen {ww.}
zieden
op het kookpunt zijn
borrelen {ww.}
ik borrel
jij borrelt
hij/zij/het borrelt
ik kook
jij kookt
hij/zij/het kookt
» meer vervoegingen van koken
Bob kan koken.
Bob kan koken.
Hij wil leren koken.
Hij wil leren koken.
zieden {ww.}
zieden {ww.}
ik zied
jij ziedt
hij/zij/het ziedt
ik zied
jij ziedt
hij/zij/het ziedt
» meer vervoegingen van zieden
koken, zieden {ww.}
koken
zieden {ww.}
zieden {ww.}
ik kook
jij kookt
hij/zij/het kookt
ik kook
jij kookt
hij/zij/het kookt
» meer vervoegingen van koken
Ik kan niet koken.
Ik kan niet koken.
Ik zag u koken.
Ik zag u koken.