Vertaling van bruin
Breunis
Broen
Bronno
Bruin {eigenn.}
bruin maken
bruinen {ww.}
ik bruin
jij bruint
hij/zij/het bruint
ik bruineer
jij bruineert
hij/zij/het bruineert
» meer vervoegingen van bruineren
bruinen {ww.}
ik bruin
jij bruint
hij/zij/het bruint
ik bruin
jij bruint
hij/zij/het bruint
» meer vervoegingen van bruinen
ik bruin
jij bruint
hij/zij/het bruint
ik bruin
jij bruint
hij/zij/het bruint
» meer vervoegingen van bruinen
ik bruin
jij bruint
hij/zij/het bruint
ik bruin
jij bruint
hij/zij/het bruint
» meer vervoegingen van bruinen
Voorbeelden in zinsverband
Die kat is bruin.
Die kat is bruin.
De gordel is bruin.
De gordel is bruin.
Zijn schoenen zijn bruin.
Zijn schoenen zijn bruin.
Mijn schoenen zijn bruin.
Mijn schoenen zijn bruin.
De tuin is leeg en bruin.
De tuin is leeg en bruin.
De bladeren van de bomen worden bruin in de herfst.
De bladeren van de bomen worden bruin in de herfst.