Vertaling van gekleurd

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
gekleurd {bn.}
gekleurd {bn.}
gekleurd {bn.}
gekleurd {bn.}
gekleurd {bn.}
gekleurd {bn.}
gekleurd {bn.}
gekleurd {bn.}
schilderen, kleuren, verven {ww.}
schilderen
kleuren
verven {ww.}

ik heb gekleurd
ik had gekleurd
ik zal gekleurd hebben

ik heb geschilderd
ik had geschilderd
ik zal geschilderd hebben
» meer vervoegingen van schilderen

We lieten Tom de muren schilderen.
We lieten Tom de muren schilderen.
Ik liet hem mijn huis schilderen.
Ik liet hem mijn huis schilderen.
kleuren {ww.}
kleuren {ww.}

ik heb gekleurd
jij hebt gekleurd
hij/zij/het heeft gekleurd

ik heb gekleurd
jij hebt gekleurd
hij/zij/het heeft gekleurd
» meer vervoegingen van kleuren

De kleuren van de Amerikaanse vlag zijn rood, wit en blauw.
De kleuren van de Amerikaanse vlag zijn rood, wit en blauw.
Over smaken (en kleuren) valt niet te twisten
Over smaken (en kleuren) valt niet te twisten
kleuren, verven {ww.}
kleuren
verven {ww.}

ik heb gekleurd
ik had gekleurd
ik zal gekleurd hebben

ik heb gekleurd
ik had gekleurd
ik zal gekleurd hebben
» meer vervoegingen van kleuren

Tom heeft deze zomer zijn huis laten verven.
Tom heeft deze zomer zijn huis laten verven.
De drie primaire subtractieve kleuren zijn cyaan, magenta en geel.
De drie primaire subtractieve kleuren zijn cyaan, magenta en geel.
kleuren, blozen, rood worden {ww.}
kleuren
blozen
rood worden {ww.}

ik heb gebloosd
jij hebt gebloosd
hij/zij/het heeft gebloosd

ik heb gekleurd
jij hebt gekleurd
hij/zij/het heeft gekleurd
» meer vervoegingen van kleuren

Zij kan zonder blikken of blozen de meest schandalige leugen vertellen.
Zij kan zonder blikken of blozen de meest schandalige leugen vertellen.
tendentieus, gekleurd {bn.}
tendentieus
gekleurd {bn.}
kleuren, tinten {ww.}
kleuren
tinten {ww.}

ik heb gekleurd
ik had gekleurd
ik zal gekleurd hebben

ik heb gekleurd
ik had gekleurd
ik zal gekleurd hebben
» meer vervoegingen van kleuren

kleuren {ww.}
kleuren {ww.}

ik heb gekleurd
jij hebt gekleurd
hij/zij/het heeft gekleurd

ik heb gekleurd
jij hebt gekleurd
hij/zij/het heeft gekleurd
» meer vervoegingen van kleuren

kleuren {ww.}
kleuren {ww.}

ik heb gekleurd
jij hebt gekleurd
hij/zij/het heeft gekleurd

ik heb gekleurd
jij hebt gekleurd
hij/zij/het heeft gekleurd
» meer vervoegingen van kleuren

kleuren, overdrijven, opblazen, opkloppen, overtrekken, oppijpen, hyperboliseren {ww.}
kleuren
overdrijven
opblazen
opkloppen
overtrekken
oppijpen
hyperboliseren {ww.}

ik heb gehyperboliseerd
ik had gehyperboliseerd
ik zal gehyperboliseerd hebben

ik heb gekleurd
ik had gekleurd
ik zal gekleurd hebben
» meer vervoegingen van kleuren

Tom heeft de neiging te overdrijven.
Tom heeft de neiging te overdrijven.
blozen, kleuren {ww.}
blozen
kleuren {ww.}

ik heb gebloosd
jij hebt gebloosd
hij/zij/het heeft gebloosd

ik heb gebloosd
jij hebt gebloosd
hij/zij/het heeft gebloosd
» meer vervoegingen van blozen