Vertaling van schilderen
kleuren
verven {ww.}
ik kleur
jij kleurt
hij/zij/het kleurt
ik schilder
jij schildert
hij/zij/het schildert
» meer vervoegingen van schilderen
uitschilderen
afschilderen {ww.}
ik schilder af
jij schildert af
hij/zij/het schildert af
ik schilder
jij schildert
hij/zij/het schildert
» meer vervoegingen van schilderen
ik schilder
jij schildert
hij/zij/het schildert
ik schilder
jij schildert
hij/zij/het schildert
» meer vervoegingen van schilderen
tekenen
schetsen {ww.}
ik schets
jij schetst
hij/zij/het schetst
ik schilder
jij schildert
hij/zij/het schildert
» meer vervoegingen van schilderen
verven
lakken {ww.}
ik lak
jij lakt
hij/zij/het lakt
ik schilder
jij schildert
hij/zij/het schildert
» meer vervoegingen van schilderen
Voorbeelden in zinsverband
We lieten Tom de muren schilderen.
We lieten Tom de muren schilderen.
Ik liet hem mijn huis schilderen.
Ik liet hem mijn huis schilderen.
Hij maakte gebruik van het mooie weer om de muur te schilderen.
Hij maakte gebruik van het mooie weer om de muur te schilderen.