Vertaling van dichtbij
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
dichtbij, in de buurt van, nabij {vz.}
dichtbij
in de buurt van
nabij {vz.}
in de buurt van
nabij {vz.}
dichtbij, nabij, vlakbij {bw.}
dichtbij
nabij
vlakbij {bw.}
nabij
vlakbij {bw.}
aan, bij, dichtbij, naast, nabij {vz.}
aan
bij
dichtbij
naast
nabij {vz.}
bij
dichtbij
naast
nabij {vz.}
dichtbij, kortbij, nabij {bw.}
dichtbij
kortbij
nabij {bw.}
kortbij
nabij {bw.}
nabij, dichtbij {bw.}
nabij
dichtbij {bw.}
dichtbij {bw.}
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Nederlands
Dichtbij
Dichtbij
Het treinstation is dichtbij.
Het treinstation is dichtbij.
Het ziekenhuis is hier dichtbij.
Het ziekenhuis is hier dichtbij.
Ik woon dichtbij de dijk.
Ik woon dichtbij de dijk.
We kamen gevaarlijk dichtbij dood door bevriezing.
We kamen gevaarlijk dichtbij dood door bevriezing.
De stoel is niet dichtbij het raam.
De stoel is niet dichtbij het raam.
Haar huis is dichtbij de zee.
Haar huis is dichtbij de zee.
Het is hier dichtbij
Het is hier dichtbij
Soms ga ik lopend naar het werk en soms op de fiets, want ik woon heel dichtbij mijn werk.
Soms ga ik lopend naar het werk en soms op de fiets, want ik woon heel dichtbij mijn werk.