Vertaling van bij
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
bij {zn.}
bij {zn.}
Blijf bij ons.
Blijf bij ons.
Ze horen bij mij.
Ze horen bij mij.
aan, bij, dichtbij, naast, nabij {vz.}
aan
bij
dichtbij
naast
nabij {vz.}
bij
dichtbij
naast
nabij {vz.}
à, bij, elk, ieder, telkens {vz.}
à
bij
elk
ieder
telkens {vz.}
bij
elk
ieder
telkens {vz.}
aan, bij, ten huize van {vz.}
aan
bij
ten huize van {vz.}
bij
ten huize van {vz.}
aan, bij, naar, tegen, tot, voor, op {vz.}
aan
bij
naar
tegen
tot
voor
op {vz.}
bij
naar
tegen
tot
voor
op {vz.}
gedurende, onder, bij, tijdens {vz.}
gedurende
onder
bij
tijdens {vz.}
onder
bij
tijdens {vz.}
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Nederlands
Blijf bij ons.
Blijf bij ons.
Ze horen bij mij.
Ze horen bij mij.
Welkom bij ons.
Welkom bij ons.
Welkom bij Tatoeba.
Welkom bij Tatoeba.
Ik draag bij.
Ik draag bij.
Bij voorbaat dank.
Bij voorbaat dank.
Blijf hier bij ons.
Blijf hier bij ons.
Hij zat bij de rivier.
Hij zat bij de rivier.
Wil je daar frietjes bij?
Wil je daar frietjes bij?
Hou het woordenboek bij je.
Hou het woordenboek bij je.
Hij werkt bij een bank.
Hij werkt bij een bank.
Ze passen perfect bij elkaar.
Ze passen perfect bij elkaar.
Tom houdt een dagboek bij.
Tom houdt een dagboek bij.
Ik ga bij mijn oma.
Ik ga bij mijn oma.
Schoenmaker blijf bij uw leest.
Schoenmaker blijf bij uw leest.