Vertaling van tegen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
tegen {vz.}
tegen {vz.}
jegens, met, tegen, tegenaan, tegenover, versus {vz.}
jegens
met
tegen
tegenaan
tegenover
versus {vz.}
tegen, antagonistisch, contra {bn.}
tegen
antagonistisch
contra {bn.}
aan, bij, naar, tegen, tot, voor, op {vz.}
aan
bij
naar
tegen
tot
voor
op {vz.}
weggaan, op weg gaan, tijgen, opstappen {ww.}
weggaan
op weg gaan
tijgen
opstappen {ww.}

ik stapte op
jij stapte op
hij/zij/het stapte op

ik ging weg
jij ging weg
hij/zij/het ging weg
» meer vervoegingen van weggaan

Laten we weggaan.
Laten we weggaan.
Ik wil weggaan.
Ik wil weggaan.
gaan, tijgen, koersen {ww.}
gaan
tijgen
koersen {ww.}

ik ging
jij ging
hij/zij/het ging

ik ging
jij ging
hij/zij/het ging
» meer vervoegingen van gaan

Vandaag gaan we gaan dansen.
Vandaag gaan we gaan dansen.
We kunnen beter gaan.
We kunnen beter gaan.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Hij loog tegen ons.

Hij loog tegen ons.

Schreeuw niet tegen me.

Schreeuw niet tegen me.

Spreekt ge tegen mij?

Spreekt ge tegen mij?

Zeg niets tegen mijn vriendje.

Zeg niets tegen mijn vriendje.

Ze hebben tegen je gelogen.

Ze hebben tegen je gelogen.

Lincoln was tegen de slavernij.

Lincoln was tegen de slavernij.

Praat niet zo tegen hem.

Praat niet zo tegen hem.

Ik ben tegen dit project.

Ik ben tegen dit project.

Judy is aardig tegen iedereen.

Judy is aardig tegen iedereen.

Zeg "Dag" tegen uw vrienden.

Zeg "Dag" tegen uw vrienden.

Ik reed tegen een boom.

Ik reed tegen een boom.

Ik vocht tegen de slaap.

Ik vocht tegen de slaap.

Wees beleefd tegen je ouders.

Wees beleefd tegen je ouders.

Ze was heel aardig tegen iedereen.

Ze was heel aardig tegen iedereen.

Hij beloofde dat tegen niemand te zeggen.

Hij beloofde dat tegen niemand te zeggen.


Gerelateerd aan tegen

jegens - met - tegenaan - tegenover - versus - antagonistisch - contra - aan - bij - naar - tot - voor - op - weggaan - op weg gaangaan