Vertaling van weggaan
op weg gaan
tijgen
opstappen {ww.}
ik zal opstappen
ik zou opstappen
jij zult opstappen
ik zal weggaan
ik zou weggaan
jij zult weggaan
» meer vervoegingen van weggaan
weggaan
zich verwijderen
afgaan {ww.}
ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan
ik zal vertrekken
ik zou vertrekken
jij zult vertrekken
» meer vervoegingen van vertrekken
verdwijnen
wijken
verzwinden
eclipseren {ww.}
ik zal eclipseren
ik zou eclipseren
jij zult eclipseren
ik zal weggaan
ik zou weggaan
jij zult weggaan
» meer vervoegingen van weggaan
vertrekken
weggaan
ophoepelen
opkrassen
wegwezen
moven
opsodemieteren
oprukken
oprotten
aftaaien
opstappen
heengaan
opkramen
opflikkeren
opduvelen
opdonderen
nokken
oplazeren
opmieteren
opbreken
afnokken {ww.}
ik zal afnokken
ik zou afnokken
jij zult afnokken
ik zal gaan
ik zou gaan
jij zult gaan
» meer vervoegingen van gaan
Voorbeelden in zinsverband
Laten we weggaan.
Laten we weggaan.
Ik wil weggaan.
Ik wil weggaan.
Laten we weggaan.
Laten we weggaan.
Waarom wil je vandaag weggaan?
Waarom wil je vandaag weggaan?
U kunt maar beter weggaan.
U kunt maar beter weggaan.
Ik zag Andrea van huis weggaan.
Ik zag Andrea van huis weggaan.
Je kan beter niet weggaan, nadat het donker geworden is.
Je kan beter niet weggaan, nadat het donker geworden is.
Ik kan niet weggaan, en dat wil ik ook niet.
Ik kan niet weggaan, en dat wil ik ook niet.
Ge moogt weggaan, op voorwaarde dat ge tegen vijf uur terug zijt.
Ge moogt weggaan, op voorwaarde dat ge tegen vijf uur terug zijt.