Vertaling van afgaan

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
afgaan {ww.}
afgaan {ww.}

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan
» meer vervoegingen van afgaan

Afgaan, Afghaan [m] (de ~) {zn.}
Afgaan
Afghaan [m] (de ~) {zn.}
vertrekken, weggaan, zich verwijderen, afgaan {ww.}
vertrekken
weggaan
zich verwijderen
afgaan {ww.}

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan

ik zal vertrekken
ik zou vertrekken
jij zult vertrekken
» meer vervoegingen van vertrekken

Laten we weggaan.
Laten we weggaan.
Ik wil weggaan.
Ik wil weggaan.
bezoeken, opzoeken, afgaan {ww.}
bezoeken
opzoeken
afgaan {ww.}

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan

ik zal bezoeken
ik zou bezoeken
jij zult bezoeken
» meer vervoegingen van bezoeken

Waarom kom je mij eens niet opzoeken?
Waarom kom je mij eens niet opzoeken?
Je moet dat woord eens opzoeken.
Je moet dat woord eens opzoeken.
afgaan {ww.}
afgaan {ww.}

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan
» meer vervoegingen van afgaan

afgaan {ww.}
afgaan {ww.}

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan
» meer vervoegingen van afgaan

afgaan {ww.}
afgaan {ww.}

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan
» meer vervoegingen van afgaan

afgaan {ww.}
afgaan {ww.}

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan
» meer vervoegingen van afgaan

afgaan {ww.}
afgaan {ww.}

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan
» meer vervoegingen van afgaan

afgaan {ww.}
afgaan {ww.}

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan
» meer vervoegingen van afgaan

afgaan {ww.}
afgaan {ww.}

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan
» meer vervoegingen van afgaan

blameren, afgaan {ww.}
blameren
afgaan {ww.}

ik zal afgaan
jij zult afgaan
hij/zij/het zal afgaan

ik zal blameren
jij zult blameren
hij/zij/het zal blameren
» meer vervoegingen van blameren

nederdalen, afstappen, afdalen, afgaan {ww.}
nederdalen
afstappen
afdalen
afgaan {ww.}

ik zal afdalen
jij zult afdalen
hij/zij/het zal afdalen

ik zal nederdalen
jij zult nederdalen
hij/zij/het zal nederdalen
» meer vervoegingen van nederdalen

poepen, beren, bouten, kakken, keutelen, ontlasten, schijten, uitpoepen, uitschijten, drukken, uitkakken, afgaan {ww.}
poepen
beren
bouten
kakken
keutelen
ontlasten
schijten
uitpoepen
uitschijten
drukken
uitkakken
afgaan {ww.}

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan

ik zal poepen
ik zou poepen
jij zult poepen
» meer vervoegingen van poepen

afstevenen, afgaan {ww.}
afstevenen
afgaan {ww.}

ik zal afgaan
ik zou afgaan
jij zult afgaan

ik zal afstevenen
ik zou afstevenen
jij zult afstevenen
» meer vervoegingen van afstevenen