Vertaling van beren

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
beren {ww.}
beren {ww.}

ik beer
jij beert
hij/zij/het beert

ik beer
jij beert
hij/zij/het beert
» meer vervoegingen van beren

Gewonde beren zijn gewoonlijk erg gevaarlijk.
Gewonde beren zijn gewoonlijk erg gevaarlijk.
beren {ww.}
beren {ww.}

ik beer
jij beert
hij/zij/het beert

ik beer
jij beert
hij/zij/het beert
» meer vervoegingen van beren

beren {ww.}
beren {ww.}

ik beer
jij beert
hij/zij/het beert

ik beer
jij beert
hij/zij/het beert
» meer vervoegingen van beren

beer [m] (de ~), steunmuur, schoorpijler, steunbeer [m] (de ~) {zn.}
beer [m] (de ~)
steunmuur
schoorpijler
steunbeer [m] (de ~) {zn.}
Hoe lang slaapt een beer?
Hoe lang slaapt een beer?
De beer rende achter me aan.
De beer rende achter me aan.
beer (mv. beren) [m], steunbeer, schoor {zn.}
beer (mv. beren) [m]
steunbeer
schoor {zn.}
beer (mv. beren) [m] {zn.}
beer (mv. beren) [m] {zn.}
beer (mv. beren) [m], mannetjesvarken [o] {zn.}
beer (mv. beren) [m]
mannetjesvarken [o] {zn.}
drukken, beren, afgaan, uitkakken, uitschijten, uitpoepen, schijten, ontlasten, keutelen, kakken, bouten, poepen {ww.}
drukken
beren
afgaan
uitkakken
uitschijten
uitpoepen
schijten
ontlasten
keutelen
kakken
bouten
poepen {ww.}

ik ga af
jij gaat af
hij/zij/het gaat af

ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
» meer vervoegingen van drukken

Woorden drukken gedachten uit.
Woorden drukken gedachten uit.
Help mij dit te drukken.
Help mij dit te drukken.
beer [m] (de ~), schuldeiser [m] (de ~), crediteur [m] (de ~) {zn.}
beer [m] (de ~)
schuldeiser [m] (de ~)
crediteur [m] (de ~) {zn.}
Een beer kan in een boom klimmen.
Een beer kan in een boom klimmen.
Heb jij ooit al een beer in de bergen gezien?
Heb jij ooit al een beer in de bergen gezien?
beer [m] (de ~), valblok, heiblok {zn.}
beer [m] (de ~)
valblok
heiblok {zn.}
rekening [v] (de ~), beer [m] (de ~), nota [m] (de ~) {zn.}
rekening [v] (de ~)
beer [m] (de ~)
nota [m] (de ~) {zn.}
Hier is de rekening.
Hier is de rekening.
beer [m] (de ~) {zn.}
beer [m] (de ~) {zn.}
beer [m] (de ~) {zn.}
beer [m] (de ~) {zn.}
beer [m] (de ~) {zn.}
beer [m] (de ~) {zn.}
uitwerpselen [o] (de ~), afgang, ba, derrie, drek [m] (de ~), excrement, excrementen, fecaliën (de ~), feces (de ~), kak [m] (de ~), poep, schijt [m] (de/het ~), stront [m] (de ~), uitwerpsel, beer (mv. beren) [m] (de ~), vuiligheid [v] (de ~), ontlasting [v] (de ~), faecaliën, faeces {zn.}
uitwerpselen [o] (de ~)
afgang
ba
derrie
drek [m] (de ~)
excrement
excrementen
fecaliën (de ~)
feces (de ~)
kak [m] (de ~)
poep
schijt [m] (de/het ~)
stront [m] (de ~)
uitwerpsel
beer (mv. beren) [m] (de ~)
vuiligheid [v] (de ~)
ontlasting [v] (de ~)
faecaliën
faeces {zn.}