Vertaling van drukken

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
drukken, afdrukken, boekdrukken, printen {ww.}
drukken
afdrukken
boekdrukken
printen {ww.}

ik druk af
jij drukt af
hij/zij/het drukt af

ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
» meer vervoegingen van drukken

drukken, dringen, pressen, persen, knellen {ww.}
drukken
dringen
pressen
persen
knellen {ww.}

ik dring
jij dringt
hij/zij/het dringt

ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
» meer vervoegingen van drukken

Woorden drukken gedachten uit.
Woorden drukken gedachten uit.
Help mij dit te drukken.
Help mij dit te drukken.
drukken {ww.}
drukken {ww.}

ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt

ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
» meer vervoegingen van drukken

Niet op die knop drukken.
Niet op die knop drukken.
Ik weet niet op welke knop ik moet drukken.
Ik weet niet op welke knop ik moet drukken.
drukken {ww.}
drukken {ww.}

ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt

ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
» meer vervoegingen van drukken

Ik vind geen woorden om uit te drukken wat ik voel.
Ik vind geen woorden om uit te drukken wat ik voel.
drukken {ww.}
drukken {ww.}

ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt

ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
» meer vervoegingen van drukken

drukken, beren, afgaan, uitkakken, uitschijten, uitpoepen, schijten, ontlasten, keutelen, kakken, bouten, poepen {ww.}
drukken
beren
afgaan
uitkakken
uitschijten
uitpoepen
schijten
ontlasten
keutelen
kakken
bouten
poepen {ww.}

ik ga af
jij gaat af
hij/zij/het gaat af

ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
» meer vervoegingen van drukken

Gewonde beren zijn gewoonlijk erg gevaarlijk.
Gewonde beren zijn gewoonlijk erg gevaarlijk.
drukken {ww.}
drukken {ww.}

ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt

ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
» meer vervoegingen van drukken

drukken {ww.}
drukken {ww.}

ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt

ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
» meer vervoegingen van drukken

drukken, beklemmen, knellen, knagen, vreten, nijpen, benauwen, beknellen {ww.}
drukken
beklemmen
knellen
knagen
vreten
nijpen
benauwen
beknellen {ww.}

ik beklem
jij beklemt
hij/zij/het beklemt

ik druk
jij drukt
hij/zij/het drukt
» meer vervoegingen van drukken

druk (mv. drukken), gejaagd, onrustig, rusteloos, woelig {bn.}
druk (mv. drukken)
gejaagd
onrustig
rusteloos
woelig {bn.}
druk (mv. drukken) [m], pressie [v] {zn.}
druk (mv. drukken) [m]
pressie [v] {zn.}
druk (mv. drukken) {bn.}
druk (mv. drukken) {bn.}
bezet, druk (mv. drukken) {bn.}
bezet
druk (mv. drukken) {bn.}
roerig, druk (mv. drukken), tumultueus, turbulent, woelig, actief, bedrijvig, werkzaam {bn.}
roerig
druk (mv. drukken)
tumultueus
turbulent
woelig
actief
bedrijvig
werkzaam {bn.}
druk (mv. drukken) {bn.}
druk (mv. drukken) {bn.}
druk (mv. drukken), levendig, kras, kwiek, opgewekt, rap, tierig, vief, wakker {bn.}
druk (mv. drukken)
levendig
kras
kwiek
opgewekt
rap
tierig
vief
wakker {bn.}
beweeglijk, bewegelijk, druk (mv. drukken), roerig, woelig {bn.}
beweeglijk
bewegelijk
druk (mv. drukken)
roerig
woelig {bn.}
druk (mv. drukken) [m] {zn.}
druk (mv. drukken) [m] {zn.}
drang [m], druk (mv. drukken) [m], pressie [v], knel [v] {zn.}
drang [m]
druk (mv. drukken) [m]
pressie [v]
knel [v] {zn.}
druk (mv. drukken) {bn.}
druk (mv. drukken) {bn.}
dichtbevolkt, druk (mv. drukken), volkrijk {bn.}
dichtbevolkt
druk (mv. drukken)
volkrijk {bn.}
druk (mv. drukken) [m], editie [v], uitgaaf [v], uitgave [v] {zn.}
druk (mv. drukken) [m]
editie [v]
uitgaaf [v]
uitgave [v] {zn.}
rusten, drukken, belasten {ww.}
rusten
drukken
belasten {ww.}

ik belast
jij belast
hij/zij/het belast

ik rust
jij rust
hij/zij/het rust
» meer vervoegingen van rusten

Hij moest rusten.
Hij moest rusten.
Ik ga wat rusten.
Ik ga wat rusten.
druktechniek, druk (mv. drukken) {ww.}
druktechniek
druk (mv. drukken) {ww.}
belasting [v] (de ~), druk [m] (de ~) {zn.}
belasting [v] (de ~)
druk [m] (de ~) {zn.}
druk [m] (de ~), editie [v] (de ~), uitgave [m] (de ~) {zn.}
druk [m] (de ~)
editie [v] (de ~)
uitgave [m] (de ~) {zn.}
De eerste uitgave verscheen tien jaar geleden.
De eerste uitgave verscheen tien jaar geleden.
Ze waren druk.
Ze waren druk.
druk (mv. drukken), belasting [v] (de ~), drang, last {zn.}
druk (mv. drukken)
belasting [v] (de ~)
drang
last {zn.}
geoccupeerd, druk (mv. drukken), bezet {bn.}
geoccupeerd
druk (mv. drukken)
bezet {bn.}
hoop [m] (de ~), bolus [m] (de ~), bout, dreutel, drol [m] (de ~), druk (mv. drukken), hoopje {zn.}
hoop [m] (de ~)
bolus [m] (de ~)
bout
dreutel
drol [m] (de ~)
druk (mv. drukken)
hoopje {zn.}
rusteloos, roerig, druk (mv. drukken) {bn.}
rusteloos
roerig
druk (mv. drukken) {bn.}


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Woorden drukken gedachten uit.

Woorden drukken gedachten uit.

Help mij dit te drukken.

Help mij dit te drukken.

Niet op die knop drukken.

Niet op die knop drukken.

Ik weet niet op welke knop ik moet drukken.

Ik weet niet op welke knop ik moet drukken.

Ik vind geen woorden om uit te drukken wat ik voel.

Ik vind geen woorden om uit te drukken wat ik voel.

Je hoeft alleen maar op het knopje te drukken om een kaartje te krijgen.

Je hoeft alleen maar op het knopje te drukken om een kaartje te krijgen.

Moge de aarde zachtjes op je drukken

Moge de aarde zachtjes op je drukken

Niets staat in de weg, er is geen enkel bezwaar (om dit document te drukken)

Niets staat in de weg, er is geen enkel bezwaar (om dit document te drukken)