Vertaling van hoop

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
hoop, tas, massa, menigte, boel [m], stapel, troep, schare, drom [m] {zn.}
hoop
tas
massa
menigte
boel [m]
stapel
troep
schare
drom [m] {zn.}
Een menigte verzamelde zich in deze straat.
Een menigte verzamelde zich in deze straat.
De menigte wordt groter en groter.
De menigte wordt groter en groter.
hoop, uitzicht {zn.}
hoop
uitzicht {zn.}
Ik hoop van niet.
Ik hoop van niet.
Hij verliest nooit de hoop.
Hij verliest nooit de hoop.
hoop, stapel, schelf, hooiopper, opper {zn.}
hoop
stapel
schelf
hooiopper
opper {zn.}
Zolang ik adem, hoop ik.
Zolang ik adem, hoop ik.
Ik hoop dat John komt.
Ik hoop dat John komt.
school, hoop, stel, vlucht, kudde, groep, zwerm, troep, set, schare, drift [v] {zn.}
school
hoop
stel
vlucht
kudde
groep
zwerm
troep
set
schare
drift [v] {zn.}
Commentatoren hebben op verschillende wijzen het geluid van de vuvuzela beschreven als "vervelend" en "satanisch" en vergeleken met "een massale vlucht van olifanten", "…
Commentatoren hebben op verschillende wijzen het geluid van de vuvuzela beschreven als "vervelend" en "satanisch" en vergeleken met "een massale vlucht van olifanten", "…
Zie de kudde
Zie de kudde
hoop [m] (de ~) {zn.}
hoop [m] (de ~) {zn.}
Goede hoop
Goede hoop
hoop, toevlucht [m] (de ~), toeverlaat [m] (de ~) {zn.}
hoop
toevlucht [m] (de ~)
toeverlaat [m] (de ~) {zn.}
hoop [m] (de ~), berg [m] (de ~), pak [o] (het ~), massa [m] (de ~), boel [m] (de ~), bom, stoot [m] (de ~), veelheid [v] (de ~), kwak, sjees [m] (de ~), bulk [m] (de ~), smak [m] (de ~), zwik [m] (de ~), zooi [m] (de ~), vracht, bende [m] (de ~), troep, stelletje, schep, lading [v] (de ~) {zn.}
hoop [m] (de ~)
berg [m] (de ~)
pak [o] (het ~)
massa [m] (de ~)
boel [m] (de ~)
bom
stoot [m] (de ~)
veelheid [v] (de ~)
kwak
sjees [m] (de ~)
bulk [m] (de ~)
smak [m] (de ~)
zwik [m] (de ~)
zooi [m] (de ~)
vracht
bende [m] (de ~)
troep
stelletje
schep
lading [v] (de ~) {zn.}
Pak 'm.
Pak 'm.
Mooi pak.
Mooi pak.
hoop [m] (de ~), druk, hoopje, drol [m] (de ~), dreutel, bout, bolus [m] (de ~) {zn.}
hoop [m] (de ~)
druk
hoopje
drol [m] (de ~)
dreutel
bout
bolus [m] (de ~) {zn.}
hoop [m] (de ~), berg, hoopje, stapel, tas [m] (de ~) {zn.}
hoop [m] (de ~)
berg
hoopje
stapel
tas [m] (de ~) {zn.}
hopen {ww.}
hopen {ww.}

ik hoop
jij hoopt
hij/zij/het hoopt

ik hoop
jij hoopt
hij/zij/het hoopt
» meer vervoegingen van hopen

hopen {ww.}
hopen {ww.}

ik hoop
jij hoopt
hij/zij/het hoopt

ik hoop
jij hoopt
hij/zij/het hoopt
» meer vervoegingen van hopen

opstapelen, opeenstapelen, optassen, stapelen, hopen, ophopen {ww.}
opstapelen
opeenstapelen
optassen
stapelen
hopen
ophopen {ww.}

ik hoop
jij hoopt
hij/zij/het hoopt

ik stapel op
jij stapelt op
hij/zij/het stapelt op
» meer vervoegingen van opstapelen

hopen {ww.}
hopen {ww.}

ik hoop
jij hoopt
hij/zij/het hoopt

ik hoop
jij hoopt
hij/zij/het hoopt
» meer vervoegingen van hopen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Ik hoop van niet.

Ik hoop van niet.

Hij verliest nooit de hoop.

Hij verliest nooit de hoop.

Zolang ik adem, hoop ik.

Zolang ik adem, hoop ik.

Ik hoop dat John komt.

Ik hoop dat John komt.

Goede hoop

Goede hoop

Kinderen hebben een hoop slaap nodig.

Kinderen hebben een hoop slaap nodig.

Je hebt een hoop juwelen gekocht.

Je hebt een hoop juwelen gekocht.

Ik hoop ooit Egypte te kunnen bezoeken.

Ik hoop ooit Egypte te kunnen bezoeken.

Ik hoop dat het u zal bevallen.

Ik hoop dat het u zal bevallen.

Ik moet morgen een hoop werk doen.

Ik moet morgen een hoop werk doen.

Ik hoop je snel te zien.

Ik hoop je snel te zien.

Er is nog een hoop water over.

Er is nog een hoop water over.

Ik hoop dat ons team wint.

Ik hoop dat ons team wint.

Zolang er leven is, is er hoop.

Zolang er leven is, is er hoop.

Zolang er leven is, is er hoop.

Zolang er leven is, is er hoop.


Gerelateerd aan hoop

tas - massa - menigte - boel - stapel - troep - schare - drom - uitzicht - schelf - hooiopper - opper - school - stel - vluchtverlangen - steun - hoeveelheid - hoop - wensen - opeenhopen - begeren