Vertaling van afdrukken

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
afdrukken {ww.}
afdrukken {ww.}

ik zal afdrukken
jij zult afdrukken
hij/zij/het zal afdrukken

ik zal afdrukken
jij zult afdrukken
hij/zij/het zal afdrukken
» meer vervoegingen van afdrukken

slaan, zijn stempel drukken op, stempelen, afdrukken, aanmunten {ww.}
slaan
zijn stempel drukken op
stempelen
afdrukken
aanmunten {ww.}

ik zal aanmunten
jij zult aanmunten
hij/zij/het zal aanmunten

ik zal slaan
jij zult slaan
hij/zij/het zal slaan
» meer vervoegingen van slaan

Het was niet mijn bedoeling hem te slaan.
Het was niet mijn bedoeling hem te slaan.
Ik vind het eigenlijk leuk om je te slaan.
Ik vind het eigenlijk leuk om je te slaan.
namaken, kopiëren, nabootsen, afdrukken {ww.}
namaken
kopiëren
nabootsen
afdrukken {ww.}

ik zal afdrukken
ik zou afdrukken
jij zult afdrukken

ik zal namaken
ik zou namaken
jij zult namaken
» meer vervoegingen van namaken

drukken, printen, boekdrukken, afdrukken {ww.}
drukken
printen
boekdrukken
afdrukken {ww.}

ik zal afdrukken
jij zult afdrukken
hij/zij/het zal afdrukken

ik zal drukken
jij zult drukken
hij/zij/het zal drukken
» meer vervoegingen van drukken

Woorden drukken gedachten uit.
Woorden drukken gedachten uit.
Help mij dit te drukken.
Help mij dit te drukken.
printen, afdrukken {ww.}
printen
afdrukken {ww.}

ik zal afdrukken
ik zou afdrukken
jij zult afdrukken

ik zal printen
ik zou printen
jij zult printen
» meer vervoegingen van printen

kopie [v], namaaksel [o], afdruk (mv. afdrukken) [m], afschrift [o] {zn.}
kopie [v]
namaaksel [o]
afdruk (mv. afdrukken) [m]
afschrift [o] {zn.}
Deze kopie verschilt met het origineel.
Deze kopie verschilt met het origineel.
Je zoon is bijna een kopie van je vader.
Je zoon is bijna een kopie van je vader.
spoor, voetspoor, afdruk (mv. afdrukken) [m] {zn.}
spoor
voetspoor
afdruk (mv. afdrukken) [m] {zn.}
Neem om het even welke trein op spoor 5.
Neem om het even welke trein op spoor 5.
spoor, afdruk (mv. afdrukken) [m] {zn.}
spoor
afdruk (mv. afdrukken) [m] {zn.}
afdruk (mv. afdrukken) [m] {zn.}
afdruk (mv. afdrukken) [m] {zn.}
afdruk (mv. afdrukken) [m] {zn.}
afdruk (mv. afdrukken) [m] {zn.}
afdruk (mv. afdrukken) [m], exemplaar [o] {zn.}
afdruk (mv. afdrukken) [m]
exemplaar [o] {zn.}
afdruksel, afdruk (mv. afdrukken) [m] (de ~) {zn.}
afdruksel
afdruk (mv. afdrukken) [m] (de ~) {zn.}
afdruk (mv. afdrukken) [m] (de ~) {zn.}
afdruk (mv. afdrukken) [m] (de ~) {zn.}