Vertaling van dalen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
dalen, teruglopen, afslaan {ww.}
dalen
teruglopen
afslaan {ww.}
teruglopen
afslaan {ww.}
ik sla af
jij slaat af
hij/zij/het slaat af
ik daal
jij daalt
hij/zij/het daalt
» meer vervoegingen van dalen
Het is gemakkelijk om in de hel af te dalen.
Het is gemakkelijk om in de hel af te dalen.
Dalen {eigenn.}
Dalen {eigenn.}
zakken, dalen, afdalen {ww.}
zakken
dalen
afdalen {ww.}
dalen
afdalen {ww.}
ik daal af
jij daalt af
hij/zij/het daalt af
ik zak
jij zakt
hij/zij/het zakt
» meer vervoegingen van zakken
Ik wil niet zakken voor mijn examens.
Ik wil niet zakken voor mijn examens.
We stopten het fruit en de groenten in zakken.
We stopten het fruit en de groenten in zakken.
verminderen, dalen, kleiner worden, afnemen {ww.}
verminderen
dalen
kleiner worden
afnemen {ww.}
dalen
kleiner worden
afnemen {ww.}
ik neem af
jij neemt af
hij/zij/het neemt af
ik verminder
jij vermindert
hij/zij/het vermindert
» meer vervoegingen van verminderen
Door een lied zullen de duistere zorgen kleiner worden gemaakt
Door een lied zullen de duistere zorgen kleiner worden gemaakt
De straf kan verminderen, de schuld zal eeuwig zijn
De straf kan verminderen, de schuld zal eeuwig zijn
zakken, zinken, dalen, wegzakken, verzakken {ww.}
zakken
zinken
dalen
wegzakken
verzakken {ww.}
zinken
dalen
wegzakken
verzakken {ww.}
ik daal
jij daalt
hij/zij/het daalt
ik zak
jij zakt
hij/zij/het zakt
» meer vervoegingen van zakken
Ze brachten tien vijandelijke schepen tot zinken.
Ze brachten tien vijandelijke schepen tot zinken.
Geschud door de golven, maar zij zal niet zinken
Geschud door de golven, maar zij zal niet zinken
zakken, naar beneden gaan, dalen, lager worden {ww.}
zakken
naar beneden gaan
dalen
lager worden {ww.}
naar beneden gaan
dalen
lager worden {ww.}
ik daal
jij daalt
hij/zij/het daalt
ik zak
jij zakt
hij/zij/het zakt
» meer vervoegingen van zakken
Laat ons naar beneden gaan.
Laat ons naar beneden gaan.
Kan je de prijs een beetje laten zakken?
Kan je de prijs een beetje laten zakken?
landen, dalen, neerstrijken {ww.}
landen
dalen
neerstrijken {ww.}
dalen
neerstrijken {ww.}
ik daal
jij daalt
hij/zij/het daalt
ik land
jij landt
hij/zij/het landt
» meer vervoegingen van landen
Welke landen heb je bezocht?
Welke landen heb je bezocht?
Sinaasappels groeien in warme landen.
Sinaasappels groeien in warme landen.
vallei, dal {zn.}
vallei
dal {zn.}
dal {zn.}
dal (mv. dalen), vallei {zn.}
dal (mv. dalen)
vallei {zn.}
vallei {zn.}