Vertaling van blameren

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
compromitteren, in opspraak brengen, blameren {ww.}
compromitteren
in opspraak brengen
blameren {ww.}

ik blameer
jij blameert
hij/zij/het blameert

ik compromitteer
jij compromitteert
hij/zij/het compromitteert
» meer vervoegingen van compromitteren

afgaan, blameren {ww.}
afgaan
blameren {ww.}

ik ga af
jij gaat af
hij/zij/het gaat af

ik ga af
jij gaat af
hij/zij/het gaat af
» meer vervoegingen van afgaan

schandvlekken, blameren {ww.}
schandvlekken
blameren {ww.}

ik blameer
jij blameert
hij/zij/het blameert

ik schandvlek
jij schandvlekt
hij/zij/het schandvlekt
» meer vervoegingen van schandvlekken



Gerelateerd aan blameren

compromitteren - in opspraak brengen - afgaan - schandvlekkenhandelen - bevlekken