Vertaling van voor
groef
zog
vore
rimpel
geul
frons {zn.}
ten behoeve van {vz.}
alvorens te
eer
aleer
voor
vooraleer {vw.}
jegens
met
om
op
te
tot
voor
in {vz.}
voor
binnen {vz.}
bij
naar
tegen
tot
voor
op {vz.}
uit
vanwege
voor
wegens
met
om {vz.}
voorbereiden
toebereiden
aanmaken {ww.}
ik maak aan
jij maakt aan
hij/zij/het maakt aan
ik bereid
jij bereidt
hij/zij/het bereidt
» meer vervoegingen van bereiden
voorbereidend
prepareren {ww.}
ik prepareer
jij prepareert
hij/zij/het prepareert
ik bereid voor
jij bereidt voor
hij/zij/het bereidt voor
» meer vervoegingen van voorbereiden
ik bak voor
ik bakte voor
jij bakt voor
ik bak voor
ik bakte voor
jij bakt voor
» meer vervoegingen van voorbakken
ik bereid voor
jij bereidt voor
hij/zij/het bereidt voor
ik bereid voor
jij bereidt voor
hij/zij/het bereidt voor
» meer vervoegingen van voorbereiden
Voorbeelden in zinsverband
"Voor hoeveel personen?" "Voor drie."
"Voor hoeveel personen?" "Voor drie."
Eén voor allen, allen voor één.
Eén voor allen, allen voor één.
Wees aardig voor anderen.
Wees aardig voor anderen.
Zorg goed voor jezelf.
Zorg goed voor jezelf.
Bedankt voor de uitleg.
Bedankt voor de uitleg.
Bedankt voor de uitnodiging.
Bedankt voor de uitnodiging.
Hij vertolkte voor mij.
Hij vertolkte voor mij.
Ze vochten voor godsdienstvrijheid.
Ze vochten voor godsdienstvrijheid.
Ze vechten voor vrijheid.
Ze vechten voor vrijheid.
Ga voor hulp.
Ga voor hulp.
Wees aardig voor anderen.
Wees aardig voor anderen.
Ze kookt voor hem.
Ze kookt voor hem.
Bedankt voor het bellen.
Bedankt voor het bellen.
De klok loopt voor.
De klok loopt voor.
Ik werk voor jullie.
Ik werk voor jullie.