Vertaling van rimpel

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
rimpel {zn.}
rimpel {zn.}
rimpel, rimpeltje [o] {zn.}
rimpel
rimpeltje [o] {zn.}
voor, groef, zog, vore, rimpel, geul, frons [v] {zn.}
voor
groef
zog
vore
rimpel
geul
frons [v] {zn.}
De jongen groef een graf voor zijn hond die gestorven was.
De jongen groef een graf voor zijn hond die gestorven was.
Hij groef een gat.
Hij groef een gat.
rimpel, oneffenheid {zn.}
rimpel
oneffenheid {zn.}
rimpel [m] (de ~) {zn.}
rimpel [m] (de ~) {zn.}
rimpelen {ww.}
rimpelen {ww.}

ik rimpel
jij rimpelt
hij/zij/het rimpelt

ik rimpel
jij rimpelt
hij/zij/het rimpelt
» meer vervoegingen van rimpelen

doen krullen, rimpelen {ww.}
doen krullen
rimpelen {ww.}

ik rimpel
jij rimpelt
hij/zij/het rimpelt

ik rimpel
jij rimpelt
hij/zij/het rimpelt
» meer vervoegingen van rimpelen

rimpelen {ww.}
rimpelen {ww.}

ik rimpel
jij rimpelt
hij/zij/het rimpelt

ik rimpel
jij rimpelt
hij/zij/het rimpelt
» meer vervoegingen van rimpelen

fronsen, rimpelen {ww.}
fronsen
rimpelen {ww.}

ik frons
jij fronst
hij/zij/het fronst

ik frons
jij fronst
hij/zij/het fronst
» meer vervoegingen van fronsen

rimpeling [v] (de ~), rimpel {zn.}
rimpeling [v] (de ~)
rimpel {zn.}
rimpelen, fronsen, plooien {ww.}
rimpelen
fronsen
plooien {ww.}

ik frons
jij fronst
hij/zij/het fronst

ik rimpel
jij rimpelt
hij/zij/het rimpelt
» meer vervoegingen van rimpelen

rimpelen {ww.}
rimpelen {ww.}

ik rimpel
jij rimpelt
hij/zij/het rimpelt

ik rimpel
jij rimpelt
hij/zij/het rimpelt
» meer vervoegingen van rimpelen

rimpelen {ww.}
rimpelen {ww.}

ik rimpel
jij rimpelt
hij/zij/het rimpelt

ik rimpel
jij rimpelt
hij/zij/het rimpelt
» meer vervoegingen van rimpelen

rimpelen, plooien {ww.}
rimpelen
plooien {ww.}

ik plooi
jij plooit
hij/zij/het plooit

ik rimpel
jij rimpelt
hij/zij/het rimpelt
» meer vervoegingen van rimpelen



Gerelateerd aan rimpel

rimpeltje - voor - groef - zog - vore - geul - frons - oneffenheid - rimpelen - doen krullen - fronsen - rimpeling - plooienoppervlakte - huidplooi - golf - bewerken - unduleren - vormen - vervormen