Vertaling van frons
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
frons, glabella {zn.}
frons
glabella {zn.}
glabella {zn.}
voor, groef, zog, vore, rimpel, geul, frons {zn.}
voor
groef
zog
vore
rimpel
geul
frons {zn.}
groef
zog
vore
rimpel
geul
frons {zn.}
De jongen groef een graf voor zijn hond die gestorven was.
De jongen groef een graf voor zijn hond die gestorven was.
Hij groef een gat.
Hij groef een gat.
frons {zn.}
frons {zn.}
samentrekken, fronsen {ww.}
samentrekken
fronsen {ww.}
fronsen {ww.}
ik frons
jij fronst
hij/zij/het fronst
ik trek samen
jij trekt samen
hij/zij/het trekt samen
» meer vervoegingen van samentrekken
rimpelen, fronsen {ww.}
rimpelen
fronsen {ww.}
fronsen {ww.}
ik frons
jij fronst
hij/zij/het fronst
ik rimpel
jij rimpelt
hij/zij/het rimpelt
» meer vervoegingen van rimpelen
fronsen {ww.}
fronsen {ww.}
ik frons
jij fronst
hij/zij/het fronst
ik frons
jij fronst
hij/zij/het fronst
» meer vervoegingen van fronsen
rimpelen, fronsen, plooien {ww.}
rimpelen
fronsen
plooien {ww.}
fronsen
plooien {ww.}
ik frons
jij fronst
hij/zij/het fronst
ik rimpel
jij rimpelt
hij/zij/het rimpelt
» meer vervoegingen van rimpelen