Vertaling van plooien

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
vouwen, omvouwen, plooien {ww.}
vouwen
omvouwen
plooien {ww.}

ik vouw om
jij vouwt om
hij/zij/het vouwt om

ik vouw
jij vouwt
hij/zij/het vouwt
» meer vervoegingen van vouwen

Niet vouwen.
Niet vouwen.
plooien {ww.}
plooien {ww.}

ik plooi
jij plooit
hij/zij/het plooit

ik plooi
jij plooit
hij/zij/het plooit
» meer vervoegingen van plooien

plooien {ww.}
plooien {ww.}

ik plooi
jij plooit
hij/zij/het plooit

ik plooi
jij plooit
hij/zij/het plooit
» meer vervoegingen van plooien

plooien, rimpelen {ww.}
plooien
rimpelen {ww.}

ik plooi
jij plooit
hij/zij/het plooit

ik plooi
jij plooit
hij/zij/het plooit
» meer vervoegingen van plooien

voegen, aanpassen, zich schikken, zich aanpassen, plooien, assimileren, richten, schikken, accommoderen {ww.}
voegen
aanpassen
zich schikken
zich aanpassen
plooien
assimileren
richten
schikken
accommoderen {ww.}

ik pas aan
jij past aan
hij/zij/het past aan

ik voeg
jij voegt
hij/zij/het voegt
» meer vervoegingen van voegen

Ik heb niets toe te voegen.
Ik heb niets toe te voegen.
Hij kon zich niet aan nieuwe omstandigheden aanpassen.
Hij kon zich niet aan nieuwe omstandigheden aanpassen.
vouw, plooi (mv. plooien) {zn.}
vouw
plooi (mv. plooien) {zn.}
rimpelen, fronsen, plooien {ww.}
rimpelen
fronsen
plooien {ww.}

ik frons
jij fronst
hij/zij/het fronst

ik rimpel
jij rimpelt
hij/zij/het rimpelt
» meer vervoegingen van rimpelen

soufflé, plooi [m] (de ~) {zn.}
soufflé
plooi [m] (de ~) {zn.}
huidplooi [m] (de ~), plooi (mv. plooien) {zn.}
huidplooi [m] (de ~)
plooi (mv. plooien) {zn.}