Vertaling van schikken
voegen
uitkomen
betamen
schikken
gelegen komen {ww.}
hij/zij/het betaamt
ik pas
jij past
hij/zij/het past
ik pas
jij past
» meer vervoegingen van passen
regelen
opruimen
terechtbrengen
schikken
inrichten {ww.}
ik richt in
jij richt in
hij/zij/het richt in
ik ruim
jij ruimt
hij/zij/het ruimt
» meer vervoegingen van ruimen
rangschikken
structureren
ordenen {ww.}
ik orden
jij ordent
hij/zij/het ordent
ik schik
jij schikt
hij/zij/het schikt
» meer vervoegingen van schikken
aanpassen
zich schikken
zich aanpassen
plooien
assimileren
richten
schikken
accommoderen {ww.}
ik pas aan
jij past aan
hij/zij/het past aan
ik voeg
jij voegt
hij/zij/het voegt
» meer vervoegingen van voegen
uitkomen
schikken
treffen
conveniëren {ww.}
ik convenieer
jij convenieert
hij/zij/het convenieert
ik pas
jij past
hij/zij/het past
» meer vervoegingen van passen
schikken {ww.}
ik schik
jij schikt
hij/zij/het schikt
ik vereffen
jij vereffent
hij/zij/het vereffent
» meer vervoegingen van vereffenen
resigneren
neerleggen
berusten
verzoenen
schikken {ww.}
ik berust
jij berust
hij/zij/het berust
ik stel
jij stelt
hij/zij/het stelt
» meer vervoegingen van stellen