Vertaling van dood
levenloos
onbezield
zielloos {bn.}
overlijden
heengaan
verscheiden
sterfgeval {zn.}
dood
overleden
ter ziele {bn.}
overlijden
verscheiden
heengaan {zn.}
ombrengen
doodmaken {ww.}
ik dood
jij doodt
hij/zij/het doodt
ik dood
jij doodt
hij/zij/het doodt
» meer vervoegingen van doden
ontslapen
ontzield
overleden
wijlen
zaliger
dood
zielloos
levenloos {bn.}
kapotmaken
doodmaken {ww.}
ik dood
jij doodt
hij/zij/het doodt
ik dood
jij doodt
hij/zij/het doodt
» meer vervoegingen van doden
verdrijven {ww.}
ik dood
jij doodt
hij/zij/het doodt
ik dood
jij doodt
hij/zij/het doodt
» meer vervoegingen van doden
Voorbeelden in zinsverband
Dood?
Dood?
De papegaai is dood.
De papegaai is dood.
De hond is dood.
De hond is dood.
Ze is dood.
Ze is dood.
Dood het met vuur!
Dood het met vuur!
De hond was dood.
De hond was dood.
De spin is dood.
De spin is dood.
Hij stierf een natuurlijke dood.
Hij stierf een natuurlijke dood.
Hij werd ter dood veroordeeld.
Hij werd ter dood veroordeeld.
Niemand kan de dood vermijden.
Niemand kan de dood vermijden.
Zijn beide ouders zijn dood.
Zijn beide ouders zijn dood.
Niemand kan de dood vermijden.
Niemand kan de dood vermijden.
Uw dood is mijn leven.
Uw dood is mijn leven.
Mijn beide ouders zijn dood.
Mijn beide ouders zijn dood.
Mijn beide ouders zijn dood.
Mijn beide ouders zijn dood.