Vertaling van een weg afleggen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
gaan, voorbijgaan, een weg afleggen {ww.}
gaan
voorbijgaan
een weg afleggen {ww.}
voorbijgaan
een weg afleggen {ww.}
Water kun je drinken, maar je kunt er ook aan voorbijgaan.
Water kun je drinken, maar je kunt er ook aan voorbijgaan.
Vandaag gaan we gaan dansen.
Vandaag gaan we gaan dansen.