Vertaling van frank

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
frank, ongegeneerd, ongedwongen, vrij, vrijmoedig, vrijpostig {bn.}
frank
ongegeneerd
ongedwongen
vrij
vrijmoedig
vrijpostig {bn.}
frank {zn.}
frank {zn.}
Tom en Frank zijn goede vrienden.
Tom en Frank zijn goede vrienden.
De Zwitserse frank is aan den euro gekoppeld.
De Zwitserse frank is aan den euro gekoppeld.
Frank {zn.}
Frank {zn.}
frank [m] (de ~) {zn.}
frank [m] (de ~) {zn.}
vrijmoedig, frank, onbevangen, los, ongedwongen, vrij, natuurlijk, ongekunsteld {bn.}
vrijmoedig
frank
onbevangen
los
ongedwongen
vrij
natuurlijk
ongekunsteld {bn.}
brutaal, astrant, familiaar, familiair, impertinent, onbeschaamd, vrijpostig, frank, onbescheiden {bn.}
brutaal
astrant
familiaar
familiair
impertinent
onbeschaamd
vrijpostig
frank
onbescheiden {bn.}


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Tom en Frank zijn goede vrienden.

Tom en Frank zijn goede vrienden.

De Zwitserse frank is aan den euro gekoppeld.

De Zwitserse frank is aan den euro gekoppeld.