Vertaling van vrij

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
los, onbelemmerd, onbezet, open, vlot, vrij, vrijgesteld {bn.}
los
onbelemmerd
onbezet
open
vlot
vrij
vrijgesteld {bn.}
los, vrij {bn.}
los
vrij {bn.}
frank, ongegeneerd, ongedwongen, vrij, vrijmoedig, vrijpostig {bn.}
frank
ongegeneerd
ongedwongen
vrij
vrijmoedig
vrijpostig {bn.}
los, ongedwongen, vrij, vrijelijk, vrijuit {bw.}
los
ongedwongen
vrij
vrijelijk
vrijuit {bw.}
leeg, onbezet, open, vrij {bn.}
leeg
onbezet
open
vrij {bn.}
los, vrij {bn.}
los
vrij {bn.}
aardig, tamelijk, vrij {bw.}
aardig
tamelijk
vrij {bw.}
gratis, kosteloos, vrij {bn.}
gratis
kosteloos
vrij {bn.}
voor het vaderland weg, vrij {bw.}
voor het vaderland weg
vrij {bw.}
basta, genoeg, nogal, tamelijk, vrij, voldoende {bw.}
basta
genoeg
nogal
tamelijk
vrij
voldoende {bw.}
sex hebben, vrijen, sex bedrijven {ww.}
sex hebben
vrijen
sex bedrijven {ww.}

ik vrij
jij vrijt
hij/zij/het vrijt

ik vrij
jij vrijt
hij/zij/het vrijt
» meer vervoegingen van vrijen

scharrelen, vrijen, het hof maken {ww.}
scharrelen
vrijen
het hof maken {ww.}

ik scharrel
jij scharrelt
hij/zij/het scharrelt

ik scharrel
jij scharrelt
hij/zij/het scharrelt
» meer vervoegingen van scharrelen

vrijen, minnekozen {ww.}
vrijen
minnekozen {ww.}

ik minnekoos
jij minnekoost
hij/zij/het minnekoost

ik vrij
jij vrijt
hij/zij/het vrijt
» meer vervoegingen van vrijen

slapen, naaien, pompen, rampetampen, bedvogelen, wippen, rammen, vozen, bonken, fleppen, fokken, emmeren, flensen, cohabiteren, coïteren, bonzen, soppen, poepen, vogelen, seksen, ketsen, bibberen, rollebollen, kezen, figuurzagen, kieren, palen, knarren, neuken, vrijen {ww.}
slapen
naaien
pompen
rampetampen
bedvogelen
wippen
rammen
vozen
bonken
fleppen
fokken
emmeren
flensen
cohabiteren
coïteren
bonzen
soppen
poepen
vogelen
seksen
ketsen
bibberen
rollebollen
kezen
figuurzagen
kieren
palen
knarren
neuken
vrijen {ww.}

ik bibber
jij bibbert
hij/zij/het bibbert

ik slaap
jij slaapt
hij/zij/het slaapt
» meer vervoegingen van slapen

Ga slapen.
Ga slapen.
Ze kan heel goed naaien.
Ze kan heel goed naaien.

Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Je bent vrij goed.

Je bent vrij goed.

We zijn vrij!

We zijn vrij!

Ik neem morgenmiddag vrij.

Ik neem morgenmiddag vrij.

Het is vrij koud.

Het is vrij koud.

Ik ben vrij!

Ik ben vrij!

Ik ben deze nacht vrij.

Ik ben deze nacht vrij.

Ben je vrij dit weekend?

Ben je vrij dit weekend?

Zaterdag is mijn vader vrij.

Zaterdag is mijn vader vrij.

Ik ben vrij op zondag.

Ik ben vrij op zondag.

Tom neemt een paar dagen vrij.

Tom neemt een paar dagen vrij.

Hij heeft een week vrij genomen.

Hij heeft een week vrij genomen.

De Japanse economie ontwikkelde zich vrij snel.

De Japanse economie ontwikkelde zich vrij snel.

Tom is een vrij goede snowboarder.

Tom is een vrij goede snowboarder.

Hou volgende weeg zaterdagmiddag vrij, alsjeblieft.

Hou volgende weeg zaterdagmiddag vrij, alsjeblieft.

Mijn vader heeft vrij op zaterdag.

Mijn vader heeft vrij op zaterdag.


Gerelateerd aan vrij

los - onbelemmerd - onbezet - open - vlot - vrijgesteld - frank - ongegeneerd - ongedwongen - vrijmoedig - vrijpostig - vrijelijk - vrijuit - leeg - aardigliefkozen - handelen