Vertaling van los

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
los, vrij {bn.}
los
vrij {bn.}
los, onbelemmerd, onbezet, open, vlot, vrij, vrijgesteld {bn.}
los
onbelemmerd
onbezet
open
vlot
vrij
vrijgesteld {bn.}
los, vrij {bn.}
los
vrij {bn.}
los [m], lynx [m] {zn.}
los [m]
lynx [m] {zn.}
Laat mijn arm los!
Laat mijn arm los!
Laat me los!
Laat me los!
los, slap {bn.}
los
slap {bn.}
los, ongedwongen, vrij, vrijelijk, vrijuit {bw.}
los
ongedwongen
vrij
vrijelijk
vrijuit {bw.}
los {bn.}
los {bn.}
beweegbaar, los, mobiel, roerend {bn.}
beweegbaar
los
mobiel
roerend {bn.}
afgezonderd, afzonderlijk, bijzonder, los, apart, separaat, los van elkaar {bn.}
afgezonderd
afzonderlijk
bijzonder
los
apart
separaat
los van elkaar {bn.}
iel, los, luchtig, mul {bn.}
iel
los
luchtig
mul {bn.}
lossen, vieren, weglaten, uitlaten, tappen, loslaten {ww.}
lossen
vieren
weglaten
uitlaten
tappen
loslaten {ww.}

ik laat los
jij laat los
hij/zij/het laat los

ik los
jij lost
hij/zij/het lost
» meer vervoegingen van lossen

Op 14 februari vieren Amerikanen Valentijnsdag.
Op 14 februari vieren Amerikanen Valentijnsdag.
Ik probeerde het probleem op te lossen.
Ik probeerde het probleem op te lossen.
lossen, ontschepen {ww.}
lossen
ontschepen {ww.}

ik los
jij lost
hij/zij/het lost

ik los
jij lost
hij/zij/het lost
» meer vervoegingen van lossen

Hij slaagde erin het probleem op te lossen.
Hij slaagde erin het probleem op te lossen.
Ik had moeite dit probleem op te lossen.
Ik had moeite dit probleem op te lossen.
lossen, uitladen, afladen {ww.}
lossen
uitladen
afladen {ww.}

ik laad af
jij laadt af
hij/zij/het laadt af

ik los
jij lost
hij/zij/het lost
» meer vervoegingen van lossen

Dit is de beste manier op dat probleem op te lossen.
Dit is de beste manier op dat probleem op te lossen.
Is het gemakkelijk voor mij om dit probleem op te lossen?
Is het gemakkelijk voor mij om dit probleem op te lossen?
lossen {ww.}
lossen {ww.}

ik los
jij lost
hij/zij/het lost

ik los
jij lost
hij/zij/het lost
» meer vervoegingen van lossen

lossen, uitladen, ontladen {ww.}
lossen
uitladen
ontladen {ww.}

ik los
jij lost
hij/zij/het lost

ik los
jij lost
hij/zij/het lost
» meer vervoegingen van lossen

lossen, uitladen, ontladen {ww.}
lossen
uitladen
ontladen {ww.}

ik los
jij lost
hij/zij/het lost

ik los
jij lost
hij/zij/het lost
» meer vervoegingen van lossen

lossen, loslaten {ww.}
lossen
loslaten {ww.}

ik laat los
jij laat los
hij/zij/het laat los

ik los
jij lost
hij/zij/het lost
» meer vervoegingen van lossen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Laat mijn arm los!

Laat mijn arm los!

Laat me los!

Laat me los!

De hel brak los.

De hel brak los.

Laat het touw los.

Laat het touw los.

Laat me los!

Laat me los!

Laat mijn hand niet los.

Laat mijn hand niet los.

Hij liet het touw los.

Hij liet het touw los.

Ik liet het touw los.

Ik liet het touw los.

Laat het touw niet los.

Laat het touw niet los.

Tom liet de hand van Mary los.

Tom liet de hand van Mary los.

Ik heb familie in Los Angeles.

Ik heb familie in Los Angeles.

Ik heb familie in Los Angeles.

Ik heb familie in Los Angeles.

Los het raadsel op dat schuil gaat achter de moord.

Los het raadsel op dat schuil gaat achter de moord.

Ze liet de hand van de jongen los.

Ze liet de hand van de jongen los.

... Hé, hé jullie twee, gaan alle hekken los als je weet dat ik trakteer?

... Hé, hé jullie twee, gaan alle hekken los als je weet dat ik trakteer?


Gerelateerd aan los

vrij - onbelemmerd - onbezet - open - vlot - vrijgesteld - lynx - slap - ongedwongen - vrijelijk - vrijuit - beweegbaar - mobiel - roerend - afgezonderdweghalen - leegmaken - laten