Vertaling van gevestigd zijn
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
gevestigd zijn
gevestigd zijn
wonen, huizen, resideren, gevestigd zijn {ww.}
wonen
huizen
resideren
gevestigd zijn {ww.}
huizen
resideren
gevestigd zijn {ww.}
De politieagent bezocht alle huizen.
De politieagent bezocht alle huizen.
Tom heeft zwee huizen en een boot.
Tom heeft zwee huizen en een boot.