Vertaling van glas
drinkglas {zn.}
ruit {zn.}
glaasje
drinkglas {zn.}
glasplaat {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Bierflesjes zijn van glas.
Bierflesjes zijn van glas.
Hij leegde zijn glas.
Hij leegde zijn glas.
Ik heb een glas gebroken.
Ik heb een glas gebroken.
De fles is van glas.
De fles is van glas.
Glas wordt gemaakt van zand.
Glas wordt gemaakt van zand.
Een glas witte wijn, alsjeblieft.
Een glas witte wijn, alsjeblieft.
Laat dat glas niet vallen.
Laat dat glas niet vallen.
Het glas is vol melk.
Het glas is vol melk.
In glas
In glas
Er zit een barst in het glas.
Er zit een barst in het glas.
Mag ik alstublieft een glas water?
Mag ik alstublieft een glas water?
Ze vulde het glas met wijn.
Ze vulde het glas met wijn.
Er is weinig water in het glas.
Er is weinig water in het glas.
Het glas was in stukken gebroken.
Het glas was in stukken gebroken.
Ik zou wel een glas water willen.
Ik zou wel een glas water willen.