Vertaling van haven

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
haven [m] (de ~) {zn.}
haven [m] (de ~) {zn.}
Kunt u mij de weg naar de haven wijzen?
Kunt u mij de weg naar de haven wijzen?
Kunt u mij de weg naar de haven wijzen?
Kunt u mij de weg naar de haven wijzen?
haven, schoot [m] (de ~), wijkplaats, vluchtplaats, vluchtoord, vluchthaven [m] (de ~), schuilplaats, toevluchtsoord [o] (het ~) {zn.}
haven
schoot [m] (de ~)
wijkplaats
vluchtplaats
vluchtoord
vluchthaven [m] (de ~)
schuilplaats
toevluchtsoord [o] (het ~) {zn.}
Als je niet weet naar welke haven je vaart, is geen enkele wind gunstig
Als je niet weet naar welke haven je vaart, is geen enkele wind gunstig
beschadigen, toetakelen, stukmaken, schenden, havenen, bederven {ww.}
beschadigen
toetakelen
stukmaken
schenden
havenen
bederven {ww.}

ik bederf
jij bederft
hij/zij/het bederft

ik beschadig
jij beschadigt
hij/zij/het beschadigt
» meer vervoegingen van beschadigen

Beschadigde mensen beschadigen mensen.
Beschadigde mensen beschadigen mensen.
beschadigen, schenden, havenen {ww.}
beschadigen
schenden
havenen {ww.}

ik beschadig
jij beschadigt
hij/zij/het beschadigt

ik beschadig
jij beschadigt
hij/zij/het beschadigt
» meer vervoegingen van beschadigen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Kunt u mij de weg naar de haven wijzen?

Kunt u mij de weg naar de haven wijzen?

Kunt u mij de weg naar de haven wijzen?

Kunt u mij de weg naar de haven wijzen?

Als je niet weet naar welke haven je vaart, is geen enkele wind gunstig

Als je niet weet naar welke haven je vaart, is geen enkele wind gunstig