Vertaling van kip
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
kip , kippevlees {zn.}
kip
kippevlees {zn.}
kippevlees {zn.}
Nou, dan neem ik kip.
Nou, dan neem ik kip.
De kip heeft vier eieren gelegd.
De kip heeft vier eieren gelegd.
kip , hoen {zn.}
kip
hoen {zn.}
hoen {zn.}
Tom vindt dat het naar kip smaakt.
Tom vindt dat het naar kip smaakt.
Een kalkoen is iets groter dan een kip.
Een kalkoen is iets groter dan een kip.
kip {zn.}
kip {zn.}
Ze maakt kip klaar op de manier die ik lekker vind.
Ze maakt kip klaar op de manier die ik lekker vind.
hen , kip {zn.}
hen
kip {zn.}
kip {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Nederlands
Nou, dan neem ik kip.
Nou, dan neem ik kip.
De kip heeft vier eieren gelegd.
De kip heeft vier eieren gelegd.
Tom vindt dat het naar kip smaakt.
Tom vindt dat het naar kip smaakt.
Een kalkoen is iets groter dan een kip.
Een kalkoen is iets groter dan een kip.
Ze maakt kip klaar op de manier die ik lekker vind.
Ze maakt kip klaar op de manier die ik lekker vind.