Vertaling van leerling

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
leerling [m] {zn.}
leerling [m] {zn.}
Iedere leerling moet het schoolreglement kennen.
Iedere leerling moet het schoolreglement kennen.
Ben je een leerkracht of een leerling hier?
Ben je een leerkracht of een leerling hier?
zoon [m] (de ~), leerling [m] (de ~), aanhanger, adept, volgeling [m] (de ~) {zn.}
zoon [m] (de ~)
leerling [m] (de ~)
aanhanger
adept
volgeling [m] (de ~) {zn.}
Zo vader, zo zoon.
Zo vader, zo zoon.
Wiens zoon ben jij?
Wiens zoon ben jij?
leerling [m] (de ~) {zn.}
leerling [m] (de ~) {zn.}
Indien de leerling beter zijn les kende, zou de leraar hem niet straffen.
Indien de leerling beter zijn les kende, zou de leraar hem niet straffen.
"Was zij een leerling van de middelbare school?" "Ja, dat was ze."
"Was zij een leerling van de middelbare school?" "Ja, dat was ze."


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Iedere leerling moet het schoolreglement kennen.

Iedere leerling moet het schoolreglement kennen.

Ben je een leerkracht of een leerling hier?

Ben je een leerkracht of een leerling hier?

Indien de leerling beter zijn les kende, zou de leraar hem niet straffen.

Indien de leerling beter zijn les kende, zou de leraar hem niet straffen.

"Was zij een leerling van de middelbare school?" "Ja, dat was ze."

"Was zij een leerling van de middelbare school?" "Ja, dat was ze."

Bob is de enige leerling in onze klas die Spaans kan spreken.

Bob is de enige leerling in onze klas die Spaans kan spreken.


Gerelateerd aan leerling

zoon - aanhanger - adept - volgelingadept - persoon