Vertaling van onophoudelijk
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
onophoudelijk {bn.}
onophoudelijk {bn.}
aaneen, achtereen, onophoudelijk {bw.}
aaneen
achtereen
onophoudelijk {bw.}
achtereen
onophoudelijk {bw.}
voortdurend, aanhoudend, gedurig, onophoudelijk, permanent {bn.}
voortdurend
aanhoudend
gedurig
onophoudelijk
permanent {bn.}
aanhoudend
gedurig
onophoudelijk
permanent {bn.}