Vertaling van overtuigen
ik overtuig
jij overtuigt
hij/zij/het overtuigt
ik overtuig
jij overtuigt
hij/zij/het overtuigt
» meer vervoegingen van overtuigen
verzekeren
vergewissen {ww.}
ik overtuig
jij overtuigt
hij/zij/het overtuigt
ik overtuig
jij overtuigt
hij/zij/het overtuigt
» meer vervoegingen van overtuigen
persuaderen {ww.}
ik overtuig
jij overtuigt
hij/zij/het overtuigt
ik overtuig
jij overtuigt
hij/zij/het overtuigt
» meer vervoegingen van overtuigen
Voorbeelden in zinsverband
We probeerden hem te overtuigen.
We probeerden hem te overtuigen.
Ik had tijd nodig om haar te overtuigen.
Ik had tijd nodig om haar te overtuigen.
Ik probeerde een vriend van me te overtuigen niet te trouwen.
Ik probeerde een vriend van me te overtuigen niet te trouwen.
Ze kon hem niet overtuigen om haar een nieuwe auto te kopen.
Ze kon hem niet overtuigen om haar een nieuwe auto te kopen.
Het was moeilijk hem te overtuigen om van gedachten te veranderen.
Het was moeilijk hem te overtuigen om van gedachten te veranderen.