Vertaling van overtuigen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
overtuigen {ww.}
overtuigen {ww.}

ik overtuig
jij overtuigt
hij/zij/het overtuigt

ik overtuig
jij overtuigt
hij/zij/het overtuigt
» meer vervoegingen van overtuigen

We probeerden hem te overtuigen.
We probeerden hem te overtuigen.
Ik had tijd nodig om haar te overtuigen.
Ik had tijd nodig om haar te overtuigen.
overtuigen, verzekeren, vergewissen {ww.}
overtuigen
verzekeren
vergewissen {ww.}

ik overtuig
jij overtuigt
hij/zij/het overtuigt

ik overtuig
jij overtuigt
hij/zij/het overtuigt
» meer vervoegingen van overtuigen

Ik probeerde een vriend van me te overtuigen niet te trouwen.
Ik probeerde een vriend van me te overtuigen niet te trouwen.
Ze kon hem niet overtuigen om haar een nieuwe auto te kopen.
Ze kon hem niet overtuigen om haar een nieuwe auto te kopen.
overtuigen, persuaderen {ww.}
overtuigen
persuaderen {ww.}

ik overtuig
jij overtuigt
hij/zij/het overtuigt

ik overtuig
jij overtuigt
hij/zij/het overtuigt
» meer vervoegingen van overtuigen

Het was moeilijk hem te overtuigen om van gedachten te veranderen.
Het was moeilijk hem te overtuigen om van gedachten te veranderen.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

We probeerden hem te overtuigen.

We probeerden hem te overtuigen.

Ik had tijd nodig om haar te overtuigen.

Ik had tijd nodig om haar te overtuigen.

Ik probeerde een vriend van me te overtuigen niet te trouwen.

Ik probeerde een vriend van me te overtuigen niet te trouwen.

Ze kon hem niet overtuigen om haar een nieuwe auto te kopen.

Ze kon hem niet overtuigen om haar een nieuwe auto te kopen.

Het was moeilijk hem te overtuigen om van gedachten te veranderen.

Het was moeilijk hem te overtuigen om van gedachten te veranderen.


Gerelateerd aan overtuigen

verzekeren - vergewissen - persuaderenchecken - bewerken