Vertaling van pinken

Inhoud:

Nederlands

tintelogen, knipperen, pinken, knipogen {ww.}

tintelogen
knipperen
pinken
knipogen {ww.}

ik knipoog
jij knipoogt
hij/zij/het knipoogt

ik tinteloog
jij tinteloogt
hij/zij/het tinteloogt
» meer vervoegingen van tintelogen

pink (mv. pinken), schuit [v], hulk, bark [v] {zn.}

pink (mv. pinken)
schuit [v]
hulk
bark [v] {zn.}

De hand heeft vijf vingers: duim, wijsvinger, middelvinger, ringvinger en pink.

pink (mv. pinken) {zn.}

pink [m] (de ~) {zn.}

pink (mv. pinken) {zn.}